Terwijl de andere vijf teams binnen New Science of Mental Disorders (NSMD) zich richten op individuele psychologische klachten, kijkt Team Communicating Networks breder. Welke interacties in een gezin kunnen een rol spelen bij het ontwikkelen en in stand houden van depressieve klachten bij jongeren? Dat is de vraag die teamleider Bernet Elzinga al langer bestudeert en waarop ze onder andere via NSMD een (deel)antwoord hoopt te vinden. “We zijn zulke sociale wezens: er is voor psychische behandelingen nog veel winst te behalen door ook de interactie tussen gezinsleden bij de behandeling te betrekken.”

Bernet Elzinga .png

Bernet Elzinga onderzoekt met behulp van een Vici-beurs van NWO de interacties tussen ouders en adolescenten, met name als er sprake is van depressie bij de jongere. In een eerder onderzoeksproject (binnen de NESDA studie,met behulp van een Vidi-beurs, onder duizenden mensen met angst en/of depressie) vond ze dat emotionele mishandeling of verwaarlozing door ouders in de jeugd de sterkste voorspeller was voor het ontwikkelen van vooral een depressie. Onder emotionele mishandeling valt ernstige en structurele kritiek, en het uitschelden en kleineren, terwijl bij psychische verwaarlozing ouders structureel de basale behoeften van een kind aan liefde, warmte, geborgenheid en steun negeren.
Uit fMRI-onderzoek bleek zelfs dat bepaalde hersenstructuren van mensen die in hun jeugd emotioneel mishandeld of verwaarloosd zijn, verschillen van mensen die dat niet meemaakten. Het dorsale gebied in de prefontale cortex (dmPFC) dat belangrijk is voor de regulatie van stress en zelfreflectie blijkt bijvoorbeeld kleiner bij de eerste groep. En ook de amygdala, het gebied dat belangrijk is voor het verwerken van dreigende informatie, reageert gevoeliger bij de aanblik van gezichtsuitdrukkingen. ‘Alsof het alarmsysteem te snel aanslaat’, omschreef Elzinga het eerder.

Het belang van gezinsdynamiek

Beperkende factor van dit onderzoek was dat het retrospectief was; depressieve volwassenen die terugblikken op hun jeugd. “Die herinneringen kunnen natuurlijk gekleurd zijn door de huidige depressie”, zegt Elzinga. “Ook de dynamiek tussen adolescent en ouders konden we niet monitoren, terwijl de resultaten suggereerden dat die heel belangrijk is in de ontwikkeling. De vervolgstap om onderzoek te gaan doen naar de periode dat depressies ontstaan, in de adolescentie, lag dan ook voor de hand, en dan specifiek naar de dynamiek tussen ouders en kinderen, die depressie mogelijk versterkt of juist vermindert. Een andere belangrijke vraag die zo beantwoord kan worden is of de manier waarop jongeren naar hun ouders kijken gekleurd is, omdat een kind met somberheidsklachten mogelijk ook extra gevoelig is geworden voor afwijzing.”
Ouders en kinderen (met en zonder depressie) komen een hele dag naar Elzinga’s lab aan de Universiteit Leiden waar ze verschillende taken uitvoeren en gesprekken voeren, waarbij de interacties in het gezin worden gemonitord. De opnames worden vervolgens door de gezinnen zelf ook teruggekeken. Er wordt onder andere onderzocht hoe goed ouders de emoties van hun kinderen kunnen inschatten, “want als je dat als ouder niet goed kunt, ligt emotionele verwaarlozing sneller op de loer.” Daarnaast houden ouders en kinderen elektronische dagboeken bij, wordt er hersenonderzoek gedaan bij ouders en kinderen om inzicht te krijgen wat er bijvoorbeeld in de hersenen gebeurt bij het kind als het kritiek krijgt van de ouders, of bij de ouders als ze horen dat hun kind iets vervelends meemaakt. Werken met proefpersonen was op de pieken van corona onmogelijk, vandaar de lichte vertraging in het Vici-project.

De stap naar NSMD

“We hopen meer inzicht te krijgen in de dynamiek van een gezin met een depressieve jongere. Zijn er typische reacties die deze gezinnen kenmerken, in het ouderlijk gedrag of in de perceptie van het kind? Hoe complex is de cyclus van interactie en kunnen we een interventie ontwikkelen die op bepaalde pijlers ingrijpt?” De data uit deze Vici-studie worden ook gebruikt door het NSMD-team dat Elzinga leidt: Communicating Networks. Promovenda Myrthe Veenman gaat gepersonaliseerde netwerken maken van de dagelijkse interacties tussen vader, moeder en kind om te achterhalen hoe hun emoties en gedragingen elkaar wederzijds beïnvloeden.
Elzinga: “Dat is statistisch erg vernieuwend. Myrthe komt uit de groep van Denny Borsboom (de hoogleraar Psychologie die pioniert op het gebied van netwerktheorie, red.), heeft geen klinische achtergrond, maar zoekt op dataniveau hoe je de netwerken van emoties en gedrag van en tussen ouders en kinderen tegelijkertijd kunt analyseren. Als we dat eenmaal kunnen, kun je zo’n model natuurlijk ook toepassen op andere interacties, bijvoorbeeld bij stellen, waarbij een partner leidt aan depressie, angststoornis of verslaving. Dan is de sky the limit.”
Elzinga verwondert zich over het feit dat behandelingen momenteel voornamelijk draaien om de persoon met de stoornis. “De omgeving heeft er namelijk ook veel last van en andersom beïnvloedt de omgeving ook de persoon met de stoornis. Daar is nog heel veel winst te behalen. We zijn zulke sociale wezens dat het raar is om te denken dat de behandeling van een psychische ziekte een individueel traject kan zijn.”

De verwachte opbrengsten van NSMD

De netwerkbenadering sprak haar dan ook meteen aan, zeker wanneer ze de interactie tussen gezinsleden op deze manier kan onderzoeken. “Er is niet één theorie over hoe depressie ontstaat en ik vind het elegant aan NSMD dat we daar op individueel niveau naar kijken. Het kan ook een mooie vertaalslag opleveren naar de praktijk.”
Het NSMD-consortium hoopt aan het einde van het traject te kunnen zeggen of behandelingen gericht op individuele netwerken (van symptomen, gedrag en meer) effectiever zijn dan traditionele standaard behandelingen. “Maar mochten we daar geen eenduidig eindoordeel over kunnen vellen, dan nog denk ik dat we ongelofelijk veel geleerd zullen hebben van alle data die we dan verzameld hebben.” Hoewel ze zich nauwelijks kan voorstellen dat het geen positief effect heeft behandelingen meer te personaliseren. “Er zit zoveel verschil tussen de ene persoon met een angststoornis en de andere dat het bijna niet anders kan. Ik geloof dat bestaande behandelprincipes echt effectiever ingezet kunnen worden.”

Het grote belang van de kindertijd

Waar ze voorheen nog weleens sceptische blikken kreeg richting haar onderzoek naar het belang van de kindertijd (‘En, ga je terug naar Freud?’), heeft ze tegenwoordig de indruk dat therapeuten en onderzoekers dat belang serieuzer nemen. “Dat is wel een paradigmaverschuiving van de afgelopen jaren, waaraan ik hopelijk een steentje heb bijgedragen. Helaas is dat nog niet genoeg doorgedrongen in de behandeling van ouders en kinderen met ernstige psychische problemen. We weten bijvoorbeeld dat mensen met een traumageschiedenis een groot risico hebben dat door te geven aan hun kinderen. Als ik daarover een lezing geef voor ervaringsdeskundigen, merk ik hoe dit thema leeft, maar ook weinig mensen zich geholpen voelen als het hun eigen ouderschap betreft. Ook weten we dat de reacties van ouders heel bepalend zijn of kinderen na het meemaken van een trauma posttraumatische stressklachten ontwikkelen. Ik zou willen dat het gewoner wordt om ouders die een traumaverleden hebben beter te ondersteunen als er problemen spelen bij de opvoeding van hun eigen kinderen. In Leiden hebben we een cursus ontwikkeld voor ouders van depressieve jongeren (Samen Sterk), waar ouders erg enthousiast over zijn. Dit is een goede basis om een nieuwe interventie te ontwikkelen voor ouders met een traumageschiedenis die aansluit bij hun specifieke behoeftes. Het doel is te voorkomen dat ze bij de 35% gaan horen die het trauma doorgeeft aan hun kinderen.”