Hoe sterk de connectie tussen lichaam en geest is, blijkt onder meer uit het placebo-effect. Feitelijk draait dit effect om de verwachtingen die iemand heeft van een behandeling. Andrea Evers doet baanbrekend onderzoek naar hoe je deze verwachtingen kunt inzetten in de gezondheidszorg. Binnen NSMD leidt ze Team Mind-Body Interface. “Het fascinerende aan het placebo-effect is dat het zelfs fysiologische impact kan hebben.”

andrea evers.jpg

Wie Andrea Evers, hoogleraar Gezondheidspsychologie aan de Universiteit Leiden, hoort praten in een talkshow op tv of de nationale radio, vallen twee dingen op. Allereerst haar perfecte beheersing van het Nederlands, met heel zelden een mini-Germanisme dat uit haar Duitse moedertaal stamt. Maar vooral de helderheid waarmee ze praat over haar vakgebied. Ze legt ingewikkelde materie duidelijk uit en schuwt het niet haar mening te geven over maatschappelijke ontwikkelingen. Hier komen haar drijfveren samen: kennisdelen en bruggenbouwen. “Ik zie mezelf als ambassadeur van de wetenschap; ik vind het belangrijk dat mensen begrijpen waarom bijvoorbeeld fundamenteel wetenschappelijk onderzoek belangrijk is, wat ons vakgebied inhoudt en wat het kan betekenen. Daarom ga ik in op verzoeken van de media, bijvoorbeeld tijdens de coronapandemie om te praten over de impact van de maatregelen op geestelijk welzijn.” 

Bekroond bruggenbouwer

Het bruggenbouwen komt bij uitstek tot uiting in haar rol als projectleider van ‘Benefit for all’, een door de Hartstichting bekostigd project waarin zorginstanties, private partners en wetenschappers samen een leefstijlinterventie voor hartpatiënten ontwikkelen. Of de ontwikkeling van een VR-tool om artsen te trainen in effectiever communiceren met patiënten. Of haar Medical Delta hoogleraarschap Healthy Society, waarmee ze verbonden is aan de universiteiten in Leiden, Delft en Rotterdam met als doel interdisciplinair onderzoek op het gebied van een gezonde samenleving aan te jagen. 
Haar inspanningen om wetenschap naar de samenleving te vertalen bleven niet onopgemerkt. In 2019 kreeg ze de Stevinpremie, de hoogste wetenschappelijke onderscheiding in Nederland voor wetenschappers die zich hiervoor inzetten. “Net op het moment dat ik zelf besloten had om me daar niet meer druk over te maken. Ik besefte dat het aan anderen is om te beoordelen en dat het nu eenmaal niet allemaal in jouw handen ligt of de samenleving wetenschappelijke kennis oppikt.”

De rol van vertrouwen in het placebo-effect

Zo worden ook de inzichten die ze heeft gegenereerd over het placebo-effect nog niet zoveel toegepast in de gezondheidszorg als ze zou willen. In 2018 schreef ze samen met internationale wetenschappers een aanbeveling voor zorgverleners, maar veranderingen, zeker in de gezondheidszorg, gaan nu eenmaal niet zo snel. “Het placebo-effect is gebaseerd op verwachtingen die mensen hebben. Je vertrouwt de arts omdat je geconditioneerd bent dat deze je beter kan maken. Als een arts iets voorschrijft en vertelt over een medicijn, communiceert hij of zij bepaalde suggesties. Dat is een leerproces, maar dat zou niet werken als je niet het vertrouwen zou hebben dat het kan werken.” 
Hoe artsen vervolgens praten over de werkzaamheid van het medicijn, of de bijwerkingen, heeft invloed op de uitkomst van de behandeling, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Te veel kennis van bijwerkingen vergroot de kans op het daadwerkelijk ervaren van die bijwerkingen. Wanneer je geen vertrouwen hebt in een behandeling, is de kans ook groter dat er negatieve  effecten, zoals meer bijwerkingen, optreden; het nocebo-effect. Evers en haar groep toonde onder andere aan dat het placebo-effect zelfs fysiologische impact kan hebben. “Als je mensen enkele dagen een ontstekingsremmer samen met een onschuldig, maar uitgesproken drankje geeft, vertoont het lichaam na een aantal dagen ook die immuunreactie zonder het medicijn, alleen al door het drinken van dat drankje. Het werkt als het ware als het belletje waarmee Pavlov zijn hond conditioneerde. Dat het placebo-effect dergelijke biologische uitkomsten, waaronder ook de aanmaak van het hormoon oxytocine, kan beïnvloeden is fascinerend.”

Op naar minder medicatiegebruik

Je zou dit principe ook kunnen aanwenden om medicatiegebruik te verminderen. Met behulp van een deel van het geld van de Stevinpremie start ze een farmacologische trial bij dermatologiepatiënten om dat verder te onderzoeken. “Je moet goed kijken welke patiënten geschikt zijn voor zo’n studie. Ze moeten niet al te ernstig ziek zijn en het fluctueren van medicatie mag geen te ernstige gevolgen hebben.” Het gaat om zeer langdurige studies, waarvoor alleen het voorbereiden van het onderzoek en verkrijgen van ethische goedkeurig al twee jaar kan duren. “Voor dergelijke dure studies gebruik ik een deel van de Stevinpremie. Vroeger dacht ik dat de farmaceutische industrie vast ook heel geïnteresseerd zou zijn in dit type onderzoek, omdat het uiteindelijk gaat om het optimaliseren van medicatiegebruik. Maar dat valt tegen en is tegelijkertijd niet erg, want je wilt als wetenschapper vooral onafhankelijk werken.”

Inspirerende collega’s

Maar ook: samenwerken met leuke, inspirerende collega’s. Dat is wat haar, naast de inhoudelijke vraagstelling van NSMD, zo aantrok in dit zwaartekrachtproject. “Tijdens mijn studie klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam zaten drie van mijn huidige NSMD-collega’s daar als promovendus of universitair docent: Wiers, Kindt en Jansen. Via de Nederlands-Vlaamse Experimental Psychopathology school (EPP), waar ik sinds de oprichting in 1995 lid van ben, houd je makkelijk contact met elkaar en het is heel inspirerend nu nauwer samen te werken, ook met de mensen in mijn NSMD-team.” 
Het team Mind-Body Interface onderzoekt onder meer de rol van verwachtingen in het netwerk van mensen met diverse aandoeningen. “Bij alle mentale stoornissen is vaak sprake van een ‘negative expectancy bias’, dus de neiging om een negatief verwachtingspatroon te hebben. We zouden graag aantonen hoe cruciaal deze bias is in de netwerken van aandoeningen. En in hoeverre je dat vervolgens met therapie kunt veranderen.”

Wat ze hoopt dat NSMD gaat opleveren

Tegen het einde van NSMD hoopt Evers een eerste aanzet te hebben voor hoe verwachtingen in netwerken gemeten kunnen worden, welke rol ze spelen in combinatie met andere symptomen en of het een generieke factor is bij meerdere psychische aandoeningen. Omdat ze ook werkt als klinisch psycholoog, zou ze heel graag zien dat de uitkomsten ook het DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) in een ander perspectief gaan plaatsen. “De DSM is hopeloos als het bijvoorbeeld gaat over psychologische problematieke bij somatische aandoeningen. Daar is maar één categorie voor, wat heel beperkend is en bovendien niet heel respectvol naar patiënten. Maar de verzekeraar vergoedt alleen de behandeling als iemand zo’n eenvoudig stempel heeft gekregen. Het zou geweldig zijn als er een aanpassingen van dat systeem zou komen, maar daarin moeten we bescheiden zijn, want het is een internationaal systeem. Het ligt regelmatig onder vuur, maar of wij degenen zijn die dat gaan omverwerpen, weet ik niet. We kunnen in ieder geval een aanzet geven voor de onderbouwing waarom dat anders zou moeten.”